Paroles et traduction Herman Van Veen - Andere Namen

Andere Namen

Ik ken een wonderlijke man
Een heel bijzonder vreemde man
Een man die stottert
Niks weet te zeggen
Behalve als hij zingen kan

Hij gaf de dingen andere namen
Zo noemde hij een stoel een krant
De tafel noemde hij een deurknop
Een briefje noemde hij een hand

Hij
Is een kind
Een heel oud kind
Alfred Jodocus Kwak en Don Quichot
In elke dwarrelende sneeuwvlok ziet hij God

Hij
Is een kind
Een heel oud kind
Zo eentje, zoals je ze alleen in
Vergeten boeken vindt

Deze wonderlijke man
Die bijzondere vreemde man
Zit op een krant achter een deurknop
En schrijft je zo een hand

Hij is klaarwakker als wij slapen
En fietst dan fluitend langs de zee
Als wij opstaan gaat hij liggen
En eten wij, zit hij op de WC

Hij
Is een kind
Een heel oud kind
Alfred Jodocus Kwak en Don Quichot
In elke dwarrelende sneeuwvlok ziet hij God

Hij
Is een kind
Een heel oud kind
Zo eentje, zoals je ze alleen in
Versleten boeken vindt

Laatst is hij opgepakt door mannen
Hij zit nu in een opvanghuis
Want hij trok met een nijptang telkens weer
De spijkers uit de handen van Jezus aan het kruis

Die man woont bij ons in de straat
Ik zie hem nooit
Soms ′s avonds laat
Dan wandelt hij daar naast 'n fiets
De fiets die praat
En hij zegt niets

Другие имена

Я знаю удивительного человека,
Очень странного, особенного человека,
Человека, который заикается,
Не может ничего сказать,
Кроме как когда он поёт.

Он давал вещам другие имена,
Например, стул он называл газетой,
Стол он называл дверной ручкой,
А записку он называл рукой.

Он
Ребёнок,
Очень старый ребёнок,
Альфред Йодокус Квак и Дон Кихот,
В каждой кружащейся снежинке он видит Бога.

Он
Ребёнок,
Очень старый ребёнок,
Такой, каких находишь только в
Забытых книгах.

Этот удивительный человек,
Этот странный, особенный человек,
Сидит на газете за дверной ручкой
И пишет тебе рукой.

Он бодрствует, когда мы спим,
И едет на велосипеде, насвистывая, вдоль моря,
Когда мы встаём, он ложится,
А когда мы едим, он сидит в туалете.

Он
Ребёнок,
Очень старый ребёнок,
Альфред Йодокус Квак и Дон Кихот,
В каждой кружащейся снежинке он видит Бога.

Он
Ребёнок,
Очень старый ребёнок,
Такой, каких находишь только в
Потрёпанных книгах.

Недавно его забрали люди,
Теперь он в приюте,
Потому что он всё время вытаскивал плоскогубцами
Гвозди из рук Иисуса на кресте.

Этот человек живёт на нашей улице,
Я никогда его не вижу,
Иногда поздно вечером
Он идёт там рядом с велосипедом,
Велосипедом, который разговаривает,
А он молчит.