Lyrics Het Biesbosch lied - Collin
Stil
glijdt
zijn
scheepje,
tussen
de
grienden
en
riet,
Als
iedereen
slapen
gaat,
slaapt
hij
de
visser
nog
niet.
Hij
werpt
zijn
netten,
hij
neuriet
een
vrolijke
wijs,
Hij
voelt
zich
als
een
koning
hier,
hier
is
zijn
paradijs.
In
de
maneschijn,
dansen
golfjes
klein,
Op
de
stromen,
gaan
en
komen.
'T
windje
ruist
zo
zacht,
tovert
sprookjespracht,
In
het
Biesboschland
bij
nacht.
Zo
volgt
zijn
scheepje,
langzaam
de
loop
van
het
tij,
Tussen
al
die
gorzen
door
ruikend
naar
slip,
naar
klei.
Hij
proeft
de
stilte
en
dichtbij
springt
kwaakend
een
eend,
Ginds
krijst
weer
een
reiger
luid
dat
is
voor
hem
niet
vreemd.
In
de
maneschijn,
dansen
golfjes
klein,
Op
de
stromen,
gaan
en
komen.
'T
windje
ruist
zo
zacht,
tovert
sprookjespracht,
In
het
Biesboschland
bij
nacht.
Als
hij
gaat
rusten,
verscholen
in
dat
riet,
Dan
zingen
rond
hem
heen,
vogeltjes
weer
hun
lied.
Stil
onder
zijn
huifje
daar
droomt
hij
van
vrouw
van
kind,
Die
hij
de
Biesboschman,
daar
in
stilte
bemint.
In
de
maneschijn,
dansen
golfjes
klein,
Op
de
stromen,
gaan
en
komen.
'T
windje
ruist
zo
zacht,
tovert
sprookjespracht,
In
het
Biesboschland
bij
nacht.
En
als
hij
weer
thuisvaart,
ziet
hij
zijn
huiske
al
staan,
Hij
zwaait,
tegen
zijn
kinderkes,
die
hem
weer
tegen
gaan.
Blij
lacht
de
visser
en
zach
streelt
zijn
eeltige
hand,
Hij
vertelt
tegen
zijn
kleuterkes
over
z'n
mooi
Biesboschland.
In
de
maneschijn,
dansen
golfjes
klein,
Op
de
stromen,
gaan
en
komen.
'T
windje
ruist
zo
zacht,
tovert
sprookjespracht,
In
het
Biesboschland
bij
nacht.
Attention! Feel free to leave feedback.