Lyrics De Radelozen - Liesbeth List
Ze
lopen
hand
in
hand,
gehuld
in
doodse
stilte.
Door
uitgedoofde
steden
vol
van
vocht
en
kilte.
Waarin
alleen
hun
doffe
sloffen
wordt
gehoord.
Zo
lopen
woordeloos
de
radelozen
voort.
Hun
vleugels
zijn
verbrand,
hun
takken
afgewaaid.
Zo
op
een
klip
gestrand
dat
dood
geen
angst
meer
zaait.
Zijn
ze
de
liefde
moe,
die
droom
werd
wreed
verstoord.
Zo
lopen
woordeloos
de
radelozen
voort.
En
ik,
ik
ken
hun
weg,
ik
ben
hem
zelf
gegaan:
Al
meer
dan
honderd
maal
ben
ik
halfweg
blijven
staan.
Maar,
jonger
of
gekwetster,
zetten
zij
hem
voort.
Zo
trekken
woordeloos
de
radelozen
voort.
Want
onder
gindse
brug
is
't
water
diep
en
lief'lijk.
Daar
houdt
de
wereld
op
en
is
het
bed
gerief'lijk.
Zij
snikken
er
hun
naam
nog,
als
een
jonge
bruid.
Dan
wist
het
water
stil
de
radelozen
uit.
Sta
op
degeen
die
hun
de
eerste
steen
wil
gooien.
Die
kent
van
liefde
alleen
de
woorden
'ik'
en
'mij'.
De
brug
gaat
zich
alweer
in
ochtendnevels
tooien.
Een
leven
dat
eens
hoop
gekoesterd
heeft
voorbij.
Attention! Feel free to leave feedback.