paroles de chanson Dat Soort Volk - Liesbeth List
Je
hebt
je
hebt
de
oudste
broer
Zo'n
vale,
kale
vent
Stom
als
een
mallemoer
Die
z'n
eigen
naam
niet
kent
Die
drinkt
zoveel,
meneer
En
die
is
zo
vaak
lam
Dat
'ie
zo
ongeveer
Niet
ene
moer
meer
kan
Hij
is
volslagen
maf
Maar
vindt
zichzelf
een
heer
Hij
is
elke
avond
zat
Van
wijn
als
kattepis
En
's
morgens
zit
'ie
mat
Te
maffen
in
de
mis
Stijf
als
een
eiken
bint
Als
'n
altaarkaars
zo
geel
Hij
stottert
als
een
kind
En
hij
is
ook
nog
scheel
Zeg
nou
zelf,
meneer
Dat
soort
volk,
meneer
Denkt
niet
na,
meneer
Dat
denkt
niet
na
Dat
bidt
En
dan
die
andere
broer:
Z'n
peenhaar
heeft
misschien
Nog
nooit
een
kam
gezien
En
hij
's
vals
als
een
hoer
Al
geeft
'ie
de
armen
dan
De
hemden
van
z'n
gat
Hij
is
getrouwd
met
An
Zo'n
meisje
uit
de
stad
Nou
ja
een
andere
stad
Maar
da's
hem
niet
genoeg
Hij
scharrelt
heel
wat
af
Met
actetas
en
das
Dophoed
en
winterjas
In
z'n
opgepoetste
Daf
Hij
doet
graag
reuze
sjiek
Maar
is
het
voor
geen
cent:
Nou,
als
je
'n
stuiver
bent
Speel
dan
niet
voor
een
piek!
Zeg
nou
zelf,
meneer
Dat
soort
volk,
meneer
Leeft
niet
echt,
meneer
Dat
leeft
niet
echt
Dat
knoeit
En
dan
de
rest
van
't
stel:
De
moeder
die
stom
lacht
Of
raaskalt
als
de
hel
Daarboven
dag
en
nacht
Besnord,
bebaard,
verstard
Papa's
vergeeld
portret
Hij
stierf
aan
een
zwak
hart
Bij
'n
vreemde
vrouw
in
bed
Nu
kijkt
hij
hoe
z'n
schaar
Slurpt
van
de
koude
pap
Dat
gaat
daar
dan
van
schlppp
Dat
gaat
daar
dan
van
schlppp
En
die
stokouwe
vrouw
Die
altijd
trilt
en
beeft
Ze
denken:
sterf
maar
gauw
Omdat
zij
centen
heeft
Ze
zijn
niet
eens
meer
stil
Als
zij
wat
zeggen
wil
Zeg
nou
zelf,
meneer
Dat
soort
volk,
meneer
Praat
nooit
echt,
meneer
Dat
praat
nooit
echt
Dat
telt
En
dan
en
dan
en
dan
is
er
nog
Jan
Blij
als
een
lentewei
En
hij
houdt
echt
van
mij
Zoals
ik
hou
van
Jan
En
Jan
zegt
vaak:
ik
zal
Een
huis
gaan
bouwen,
meid
Met
ramen
overal
En
kamers,
groot
en
wijd
Daarin
ga
ik
met
jou
Fijn
wonen,
zal
je
zien
En
al
is
't
nog
niet
gauw
Het
komt
toch
wel
misschien
Want
de
anderen
willen
't
niet
De
anderen
willen
't
niet
Die
zeggen
strijk
en
zet:
Jan
is
te
goed
voor
jou:
Ze
vinden
mij
maar
net
Een
kattemeppersvrouw
'K
Heb
nooit
een
kat
gevild
Of
't
moet
lang
geleden
zijn
Of
'k
had
het
niet
gewild
Maar
't
beest
stonk
naar
azijn
Nou
ja,
ze
willen
't
niet
Nou
ja,
ze
willen
't
niet
Als
wij
elkaar
soms
zien
(Da's
dan
geen
toeval
hoor!)
Dan
zegt
Jan:
Meid,
misschien
Gaan
wij
er
wel
vandoor!
Dan
zegt
'ie:
ik
loop
weg
En
dan
heel
eventjes
Heel
eventjes
maar
hoor
Geloof
ik
wat
hij
zegt
Meneer,
heel
eventjes
Heel
eventjes
maar
hoor
Want
weet
u,
dat
soort
volk,
meneer
Dat
loopt
niet
weg
Dat
loopt
niet
weg,
meneer
Dat
loopt
niet
weg
Maar
't
wordt
al
laat,
meneer
En
ik
moet
echt
naar
huis
Attention! N'hésitez pas à laisser des commentaires.