paroles de chanson Seizoenen - Rob de Nijs
Toen
waren
er
de
wolken
en
het
gras
rook
er
naar
hooi.
De
zon
boven
het
nieuwe
nest
bouwde
een
hete
kooi.
En
je
liet
de
stralen
strelen
op
een
veel
te
witte
huid.
Je
zacht
gesproken
woorden
klonken
mij
nog
veel
te
luid.
Een
boerenzoon
met
hazelip
sprak
van
angst
over
het
land.
De
kracht
van
jonge
vrouwen
en
zijn
ebbenhouten
hand.
Tot
de
heupen
in
de
tarwe
Een
onderhuidse
rilling
en
jouw
overrijpe
buik.
Roep
me
zonder
naam
vanacht
met
woorden
die
ik
van
jou
verwacht.
Geef
me
je
hand
en
neem
me
mee
ik
kom
gedwee.
Mijn
ogen
zijn
verward
door
jou
oneindig
tere
lijnen
en
je
laat
me
tussen
't
kreupelhout
in
jou
lieve
lijf
verdwijnen.
De
horizon
gekneusd
door
de
golfslag
van
de
wind
terwijl
de
kou
ons
voelen
doet
dat
nu
de
herfst
begint.
Met
z'n
tweeen
ingespannen
in
een
zacht
en
warm
verbond
in
't
bed
van
onze
ouders
met
mijn
vingers
in
jou
mond.
De
vrieskou
tekent
bloemen
in
het
ijs
op
't
vensterglas
terwijl
je
luid
op
ligt
te
denken
hoe
het
in
de
lente
was.
Attention! N'hésitez pas à laisser des commentaires.